vrijdag 5 september 2008

Belle Ile


Vanuit Lorient ligt 25 mijl naar het zuidoosten het alom geprezen eiland Belle Ile. We varen er zowaar in T-shirt en korte broek naartoe, wat van 2 juli geleden is. Eenmaal je de boeien doolhof van Lorient door bent zijn er verder geen navigatie moeilijkheden meer. Misschien was het daarmee dat ik iets te relaxed de haven binnen vaarde. Boeike pikken dacht ik zo en half uurke wachten om door de sluis naar de Bassin a Flot te gaan. Dit was de eerste misrekening. In de voorhaven liggen maar een handjevol boeien en bovendien moet je achteraan vastmaken op een ketting aan de wal. ‘Kopke krabben’ – de bijboot lag nog mooi ingepakt in de hondenkooi en achteruitvaren tot tegen de kade zag ik ook niet zitten. Gelukkig zag een vriendelijke schipper onze problemen in en mochten we bij hem langszij, tot we ‘onze marbels bij elkaar’ hadden.
Na het half uurtje wachten gaan we dus door de sluis. De Bassin a Flot ligt afgeladen vol, maar aan bakboord is er zelfs nog een plaats vrij aan een drijvend ponton, is dat boffen zeg. Neen, dat was de tweede misrekening. Als we na heel wat evenwichtsoefeningen op het wankele plastieken geval, eindelijk goed vastliggen, merken we dat er op deze plaats noch water noch elektriciteit is en dat ze pal onder de kroeg ligt. Dat is misschien goed tegen de dorst, maar heel wat minder voor de nachtrust.
Na een vriendelijk gesprekje met de vriendelijke havenmeester, krijgen we een plekje in de jachthaven – we voelen ons onmiddellijk een stuk beter.
’s Anderendaags krijgen we bezoek van de ‘douane française’. Ik denk nog, als die op zoek zijn naar stores, dan zijn ze rijkelijk te laat. Maar neen, ze hebben het blijkbaar op valse Belgen voorzien, Fransen die onder Belgische vlag varen om de regeltjes een beetje te omzeilen. Ze doen absoluut niet moeilijk, noteren onze gegevens en geven ons het ‘goedgekeurd’ bonnetje.
Belle Ile doet zijn naam alle eer aan. Het is niet voor niets dat de schilder Claude Monet naar hier kwam om een aantal bekende werken te maken (o.a. van ‘les aiguilles de port Coton’). Omdat we die naalden ook wel eens willen zien, springen we op de fietsjes, trotseren we een paar cols van eerste categorie en rijden we tot aan Goulphar. De 52m hoge vuurtoren zelf is nog gesloten, daarom wandelen we maar eerst naar het nabij gelegen Port Coton. Monet had gelijk, het uitzicht is er adembenemend mooi !
Op de terugweg halen we onze fietsjes op aan de vuurtoren, maar niet voordat we zijn 243 treden beklommen hebben. Langs de binnenwegen terugfietsend, stoppen we nog voor een welverdiende pint in het stadje Bangor.
Terug op de boot maken we van onze gratis internet verbinding gebruik om eens duchtig te skypen. Zo zien we achtereenvolgens de kinderen, Jules en Jan nog eens terug – toch veel leuker dan een telefoontje of smske.
Dinsdag is een miserabel verwaaidagske, met striemende regen en rukwinden tot 40 knopen. We maken van de namiddag opklaring gebruik om nog wat te wandelen langs het mooie kustpad.

Geen opmerkingen: